Je ziet zo waarom ze die beesten ‘zoetwatervarkens’ noemen. Wat een vette dingen, zeg. Waarschijnlijk zo geworden door alle lokaas die de fervente zoetwatervarkensvissers in de vijvers en rivieren gooien. De laatste tijd is de karpervisser in Frankrijk negatief in het nieuws. Er zitten er namelijk tussen die de karpers ‘markeren’ voordat ze ze terug gooien. Ze perforeren een buikvin of snijden de rugvin weg. Dat is niet goed voor zo’n vis, die dan immers zijn roer kwijt is. Eerst probeerden ze zich er nog uit te lullen door te roepen dat het een soort ziekte was. Een bacterie die de vinnen aanvreet. Maar zo langzamerhand moeten zelfs de meest plaatvoordekopperige vissers toegeven dat er rotte appels in de mand zitten.
Op de site Labouillette wordt uit de doeken gedaan dat dat geen ‘carpistes’ zijn, maar ‘carpeurs’. Dat is zo’n beetje hetzelfde het verschil als tussen ‘automobiliste’ en ‘chauffard’. De carpeur is een proleet met de grootste en duurste hengels en visdectectoren, die altijd zijn radio te hard heeft aan staan en die zijn dobber bij voorkeur uitwerpt waar anderen net aas gestrooid hebben. Zo de zen-achtige ervaring van de echte carpiste verstorend.
De site staat verder overigens bol van de foto’s van trotse mannen die vissen omarmen (waarschijnlijk bij gebrek aan beter, want welke vrouw houdt het uit bij een man met zo’n tijdvretende hobby?). Naast karpers zien we onder meer veel ‘silures’, enorme meerval-achtigen die meer dan 2 meter lang kunnen worden. Deze exoot komt bij ons in de Bresse veel voor, en is de reden dat kinderen wordt afgeraden om in de Seille te zwemmen.
“En? Willen ze een beetje bijten?”