Als je mij vraagt wat me nou het meeste opvalt bij terugkeer in Frankrijk, is dat veel hier zo smerig is. De toiletten zijn goor, de tafeltjes in cafés zijn vies, de mensen roken waar ze niet mogen en overal ligt hondepoep. Japan viel vooral op doordat de mensen er zo netjes en voorkomend zijn. Iedereen denkt om elkaar, niemand scheldt, men maakt ruimte, stapt opzij, houdt de deur open en verontschuldigt zich. En men ruimt zijn rommel op! In de stad en op de stations staat nergens meer een vuilnisbak. Die zijn een jaar of vijf geleden in verband met de terrorismedreiging weggehaald, omdat je er zo makkelijk bommen in kon verstoppen. Ondanks dat is er nergens ook maar een snoeppapiertje te ontdekken. Geen metrokaartje of sigarettenpeuk slingert rond. Mensen roken überhaupt niet meer op straat, behalve bij de speciaal daartoe neergezette asbakken, op drukke kruisingen. En wie toch stiekem een sigaretje buiten een daartoe aangewezen plek op steekt, draagt een eigen asbakje bij zich.
Ook zoiets: de toiletten. Inmiddels zijn ze bijna overal, dus ook de openbare in de locale Kentucky Fried Chicken, voorzien van een verwarmde bril en een compleet sproei- en föhn-systeem voor de achterhygiëne. Bovendien hebben ze van die turbo-handendrogers. die zien er uit als broodroosters, je steekt je handen er in en onder hoge druk blaast warme lucht de druppeltjes van je handen terwijl je ze omhoog trekt. Net als de droger van de voorruit in de autowasserette.
En dan de bejegening. De normen en waarden! Aan de ene kant is het een beetje eng, die sociale opressie die elk individueel initiatief of het vermogen non-conformstisch te zijn onderdrukt. Maar het is wel een verademing om met alle egards behandeld te worden door het bedienend personeel. Ik zag een Amerikaanse die net als ik een BLT bestelde (bacon lettuce and tomato) en net als ik iets heel anders kreeg. Iets met eiersalade. Anders dan ik, die het foute broodje accepteerde en lachend opat, keek de Amerikaanse vol walging naar het geleverde. Ze bitste bot: “Is that egg?” De serveerster maakte een buiging, maar zei niks. Ze sprak geen Engels. De Amerikaanse vervolgde met onverholen walging om zoveel dommigheid: “I don’t want this. Take it back!” Ik schaamde me om ook blanke te zijn, maar de serveerster nam het broodje buigend in ontvangst en bracht het terug naar de keuken. Even later kwam ze ongevraagd de klant haar geld terug brengen.
Mijn vrouw had net zo iets aan de hand. Ze kocht iets dat ze bij nader inzien liever niet wilde. Dus bracht ze het terug naar de winkel. Ze moest achteraf lachen om de manier waarop ze haar geld terug kreeg. Met woorden van de strekking: “Staat u mij alstublieft toe u het aankoopbedrag te vergoeden. Met excuses.” Alsof het hun schuld was dat zij iets verkeerds gekocht had. Dat is toch mooi? De klant is écht koning. Als je gaat tanken, neemt één jongeman het tankpistool van je over, terwijl een andere je autoramen lapt. Overal waar je komt wordt je luidkeels begroet met “Welkom, waarde klant!” En als je weggaat bedankt me je voor je interesse, ook al kocht je niks. En fooi geven is niet de gwoonte.
Ik kan aan al die service wel wennen, moet ik zeggen. En vind het dus óók wennen als ik hier bij de kassa zo’n ongeïnteresseerde Trien tref. Of als een ober zich gedraagt alsof ik blij moet zijn dat hij zich verwaardigt een stuk uitvaagsel als mij te bedienen. Dan denk ik: “Zat ik maar in Japan.”