Japanse tuinen spelen met perspectief. Dat wil zeggen dat wanneer je vanuit de speciale tuinkamer naar buiten kijkt, je het gevoel krijgt dat je naar een heel ver landschap zit te kijken. Daar, aan de overkant van een zee van wit grind, rijzen bergen op, bedekt met door de tijd en de elementen misvormde grillige woudreuzen. Maar wacht eens… het zijn geen woudreuzen op honderden meters afstand, maar kunstig klein gehouden miniboompjes! Bonsai, dus (niet te verwarren met BANZAI!, wat HOERA! betekent). De intrigerende vorm ontstaat door snoeien en inbinden. Sommige takken worden weggesneden en andere met touw en stenen verzwaard om ze een bepaalde richting in te duwen. Bij het aanleggen van dit soort tuinen moet je geen haast hebben. De bekende uitdrukking `Boompje groot plantertje dood` is hier in alle hevigheid van kracht. Hoewel we hier misschien beter kunnen zeggen: `Boompje oud, plantertje koud`, want groot worden ze nu eenmaal niet.
Er zijn ook Franse liefhebbers van het bonsai, waarvan er eentje deze niet zo heel mooie maar toch informatieve site wrocht. Daar blijkt dat ook natuursteen en en interessant gevormde planten een rol kunnen spelen in de Japanse tuinen. Vorm, geur, kleur, (a)symetrie… alles telt. Zelfs geluid speelt een rol, want in alle Japanse tuinen en parken horen we water ruisten en ritselen. Heel bijzonder is het frequente geluid van de bamboestok die zich met water vult en kantelt, zichzelf voorbij het zwaartepunt leeggiet en terugvalt op een steen: TOC! Een hertje, op het punt zich te goed te doen aan een jonge bamboescheut, gaat er verschrikt vandoor. En dat was nou precies de bedoeling van het apparaat. Een ecologische herteschrik. Daar kunnen de Franse boeren nog wat van leren.
Toegift: Franse Japanse tuin.